top of page

Een-op-een met Holocaust-overlevende Carry


Het is een zonnige winterochtend als we door het energieke echtpaar Louis en Carry Polak warm worden verwelkomd in hun appartement in hartje Jeruzalem. Vanuit het raam is de Knesset zichtbaar, een Israëlische vlag wappert trots. Het echtpaar kijkt er dankbaar naar.


Carry en Louis zijn beiden Holocaust-overlevenden. Louis overleefde door als klein jongetje onder te duiken op 17 verschillende adressen. Zijn verhaal werd eerder gedeeld in ‘Israël Aktueel’. Vandaag is Carry aan het woord. “De gastfamilies van Louis nemen nog altijd een hele belangrijke plek in ons leven in”, vertelt Carry. ‘’Wie één leven redt, redt een hele wereld. We zijn inmiddels 60 jaar getrouwd, en delen dit geluk met kinderen en kleinkinderen”, waarvan ze vol trots een foto laat zien op haar laptop.


Carry werd geboren in 1942. Als negen maanden oude baby werd zij, samen met haar vader, moeder en tien jaar oudere zus via Westerbork naar Bergen Belsen gedeporteerd. “Mijn moeder vond het vreselijk dat ze zwanger was van mij tijdens de oorlog. Ze was totaal ontredderd en kon het niet aan. Mijn oudere zus, zelf nog een meisje, nam de zorg voor mij op zich en dat heeft ze voortreffelijk gedaan.” Na drie jaar in de kampen bezweek Carry’s vader vier dagen voor de bevrijding in de ‘lost train’. Hij had het eten uit zijn mond gespaard om zijn kinderen te voeden.


Veel herinneringen

Onderbewust heeft Carry veel herinneringen vastgehouden. Ze legt uit dat bepaalde beelden, geuren en plekken dat onderbewustzijn triggeren. Zo is daar haar aanhoudende aversie voor bossen die verband bleek te houden met de kilometers lange wandeling die ze gedwongen moesten afleggen richting het kamp. “Toen ik ooit terugkwam voor een herdenking in BB - ik vind “Bergen Belsen” niet om uit te spreken - had ik het ineens zo verschrikkelijk koud, terwijl het buiten aangenaam was. Later vond ik uit dat het bij aankomst destijds in BB -27°C; mijn onderbewustzijn had dat geregistreerd en haalde die kou weer naar voren.” Sommige herinneringen komen bij Carry terug in de vorm van nachtmerries. “Ik droomde en zag mijn luiers ergens omheen gewikkeld. Mijn zus vertelde dat zij mijn luiers om de kachelpijp hing om te laten drogen, of soms werden de koude natte luiers op de koortsige barakbewoners gelegd ter verkoeling. Ik liep zo natuurlijk allerlei gekke ziektes op.”


Ingewikkelde jeugd

Na terugkomst uit de kampen volgde een lange tijd van herstel in een sanatorium en vervolgens een weinige succesvolle terugkomst naar haar moeder. Het huis van Carry’s familie was bij terugkomst ineens bewoond door een andere familie. “Ze zaten tussen onze meubels. Die mensen zeiden ‘je hebt toch zo lang de huur niet betaald, hier heb je nergens recht op’. Mijn zusje had door de oorlogsjaren heen zichzelf op de been gehouden door te dromen over de terugkomst naar huis, waar ze haar viool en haar fiets had achtergelaten. De thuiskomst brak haar.”


Een ingewikkelde jeugd volgde. “Ik voelde me ongewenst en vroeg me af waarom juist ik overleefd had, terwijl niemand me wilde. Er moest in mijn optiek een hogere macht zijn die mijn leven leidde, ik kon geen ander antwoord bedenken.” Die leiding van boven ervaarde Carry meermaals in haar leven, waaronder ook bij de keuze om met Louis te trouwen, ondanks dat haar moeder hem niet zo zag zitten. “Ik had en heb echter een eigen mening. Ik kreeg een laag schooladvies, omdat ik lange tijd na de oorlog nog erg ziekelijk was, maar ik ontwikkelde me tegen de stroom in en ben samen met Louis een verzekeringskantoor gestart. Daarnaast heb ik geprobeerd me in te zetten voor de Joodse gemeenschap. Mijn motto is: niet kakelen, maar eieren leggen.”


Voorrecht

Carry mocht moeder en grootmoeder worden, wat ze als een enorm voorrecht ziet. “Het moederschap was iets van mezelf. Voor het eerst.” Ondanks het feit dat zowel Louis als Carry a-religieus opgegroeid zijn, kozen ze er bewust voor om hun kinderen naar Joodse scholen te sturen. Zowel hun kinderen als kleinkinderen hebben zo hun Joods-zijn ook als religieuze identiteit ontwikkeld. Toen hun dochter die in Israël woonde een tweeling kreeg, deden de Polak’s zakelijk een stap terug om naar Israël te verhuizen en er echt te kunnen zijn voor de kleinkinderen. “Wij hebben nooit grootouders gehad, onze kinderen eveneens niet, dit was de eerste keer dat we 3 generaties bij elkaar hadden. Ik wilde tijd hebben om iedereen lief te kunnen hebben.”


Carry en Louis houden zich in groeiende mate bezig met de verwerking van de Holocaust. “Voorheen waren we druk met het opbouwen van gezin en carrière, nu komt er meer rust en ruimte. Daarbij zien we het antisemitisme weer opkomen, dat dwingt ons ook om er over te denken.” Carry merkt op dat de bron van het antisemitisme samen te vatten is in één woord, jaloezie. Die jaloezie steekt in steeds andere vormen de kop op. Een wrange gewaarwording, juist nu we de Internationale Holocaust-herdenking van dit jaar naderen.


Lessen en erfenis

Het verhaal van Carry herinnert ons aan de dringende verantwoordelijkheid die we allemaal delen om de lessen en de erfenis van de Holocaust-geschiedenis te beschermen en de waarheid te verdedigen - nu meer dan ooit. Want, degenen die de geschiedenis niet kennen zijn bestemd om het te herhalen.



Dit artikel is eerder gepubliceerd in de januari 2022 editie van "Israël Aktueel", het huisblad van de stichting Christenen voor Israël.

bottom of page